SO14 poppenspel
Poppenspel
Duur Terrein / locatie / plaats
5-7 minuten
in de speelruimte
Aantal deelnemers + leeftijd Aantal spelleiders/begeleiders
Alle kinderen die geïnteresseerd zijn 1
Ontwikkelings(deel)domeinen die hier gestimuleerd worden. Wees voldoende
gedetailleerd!
Cognitieve ontwikkeling
Taalontwikkeling -> ze luisteren naar wat je zegt
Ervaringsgebieden:
Ik en de ander
Materiaal + verantwoordelijke
3 poppen en poppenkast
Ik
Met hoeveel kinderen ga je dit doen?
Alle kinderen die geintresseerd zijn om te luisteren
Wie zet wat op voorhand klaar? (Verduidelijk eventueel in je schets)
De poppenkast en poppen
Spelregels
Aandachtig luisteren naar het verhaal en antwoorden op de vragen
Moeilijkheidsgraden
De kinderen zitten neer terwijl de poppenkast bezig is. Ze mogen interactief meedoen.
Uitleg van de activiteit (inleiding – midden – slot)
Poppenkastverhaal: "Luna en de Muis"
Personages:
- Luna (pop)
- Muis (handpop)
- Egel (handpop)
Verhaal:
(De poppenkast wordt geopend. Luna komt het toneel op en kijkt vrolijk om zich heen.)
Verteller:
Kijk, daar is Luna! Luna is buiten aan het spelen. Wat zou ze vandaag doen?
Luna:
"Hallo, hallo! Wat een mooie dag! De zon schijnt en het is lekker buiten. Ooo, wat is dat daar in het gras? Een
klein dier! Wat is het?"
(De Muis komt tevoorschijn en kijkt vrolijk naar Luna.)
Muis:
"Hallo Luna! Ik ben Muis! Ik hou van rennen door het gras. Wat doe jij hier?"
Luna:
"Hallo Muis! Ik ben Luna! Ik ben lekker buiten aan het spelen. Jij rent zo snel! Hoe doe je dat?"
Muis: "Haha! Ik ben heel klein en snel. Kijk maar!" (De Muis rent snel heen en weer in een klein rondje. Luna kijkt lachend toe.) Luna: "Wauw! Jij rent echt snel, Muis! Ik kan niet zo snel als jij." Muis: "Dat is niet erg, Luna! Jij hebt vast andere leuke dingen die je goed kunt. Wat kun jij goed?" Luna: "Ik kan heel goed springen! Kijk, ik spring heel hoog!" (Luna springt vrolijk op en neer, Muis kijkt toe en klapt in haar handen.) Muis: "Wauw, Luna! Jij springt heel hoog! Dat is zo leuk!" Luna: "Zullen we samen spelen? Laten we verstoppertje spelen!" Muis: "Oeh, leuk! Ik verstopt me, en jij moet me zoeken!" Luna: "Goed! Ik tel tot tien, en jij verstopt je snel! Eén, twee, drie..." (De Muis verstopt zich snel achter een grote bloem of een klein struikje.) Luna: "Zes, zeven, acht, negen, tien! Waar ben je, Muis?" (Luna kijkt rond, maar de Muis is niet meteen te zien. Ze kijkt naar het struikje, maar Muis is er niet.) Luna: "Hmmm... waar is Muis? Ik kan haar niet vinden!" (Luna kijkt verder, maar vindt de Muis nog steeds niet. Ze wordt een beetje verdrietig.) Luna: "Ik kan je niet vinden, Muis! Waar ben je?" (Dan komt Egel langzaam het toneel op, kijkt naar Luna en glimlacht.) Egel: "Hallo Luna! Wat is er? Waarom zoek je zo hard?" Luna: "Hallo Egel! Ik ben verstoppertje aan het spelen met Muis, maar ik kan haar niet vinden!" Egel: "Ooo, dat is lastig. Maar weet je wat? Misschien kun je gewoon even vragen waar ze is!" Luna: "Vragen? Oh ja! Dat kan ik doen!" Luna: "Muis, waar ben je? Kun je me helpen? Ik kan je niet vinden!" (De Muis komt voorzichtig tevoorschijn en glimlacht naar Luna.) Muis: "Haha! Ik was heel goed verstopt! Jij zocht zo goed, Luna, maar nu kom ik tevoorschijn!" Luna: "Haha, Muis, je was echt goed verstopt! Ik ben blij dat je weer tevoorschijn kwam!" Muis: "Jij zocht zo goed, Luna! Het was een leuk spel! Soms is het gewoon goed om even om hulp te vragen, dan weet je waar je moet zoeken." Luna: "Dat is waar, Muis! Dank je wel, Egel! Jij hebt me geholpen om je te vinden!" Verteller: Luna heeft vandaag geleerd dat het goed is om niet op te geven en soms om hulp te vragen. Samen met Muis en Egel heeft ze een fijne tijd gehad! Luna: "Wat een leuke dag! Ik ben blij dat ik met jou, Muis, heb gespeeld. En Egel, dank je wel voor je hulp!"
(Muis en Egel lachen en zwaaien naar Luna.) Verteller: En zo eindigt het avontuur van Luna, Muis en Egel. Ze hebben geleerd dat het altijd leuk is om samen te spelen en elkaar te helpen. (De poppenkast sluit langzaam.) Verteller: Dag Luna! Dag Muis! Dag Egel! Tot de volgende keer!
Wie doet wat tijdens de activiteit?
Ik vertel de poppenkast en de kinderen luisteren
Wie voert de nazorg uit?
ik